Tijdens de plenaire bespreking van het wetsontwerp Diverse Bepalingen op donderdag 11 december bracht ik twee grote bezorgdheden naar voren: de manier waarop deze regering omgaat met de groeinorm in de gezondheidszorg, en de nieuwe invulling van de claw forward in de farmasector.
Een groeinorm die stijgt, maar niet volledig wordt benut
De groeinorm, die bepaalt hoeveel de gezondheidszorguitgaven jaarlijks mogen stijgen, wordt vastgelegd op 2% in 2026 en 2027, 2,6% in 2028 en zelfs 3% in 2029. Tegelijk gaf de minister aan dat 257 miljoen euro van die voorziene groei niet zal worden uitgegeven.
Dat roept fundamentele vragen op. De groeinorm bepaalt immers de basis waarop toekomstige uitgaven worden berekend. Wanneer die norm hoog blijft, ook al wordt het volledige bedrag niet ingezet, groeit die basis jaar na jaar sneller dan wanneer men kiest voor een lagere, realistischere norm. Dat zorgt ervoor dat de indexering en de uitgaven op termijn structureel sneller blijven toenemen, zonder dat daar noodzakelijk evenredige investeringen tegenover staan.
Net daarom hebben wij als Open Vld in de commissie een amendement ingediend om de groeinorm vast te leggen op 1,5%. Dat zou volgens ons voor duidelijkheid zorgen, de uitgavengroei beheersbaar houden en beter aansluiten bij de economische realiteit. Dat amendement werd echter door de meerderheid weggestemd.
In budgettair moeilijke tijden is het bijzonder moeilijk te verantwoorden dat men een hoge groeinorm behoudt, middelen niet volledig inzet, maar tegelijk wel een steeds bredere uitgavenbasis creëert voor de toekomst. Zeker wanneer in de commissie ook werd bevestigd dat bovenop die groeinorm nog 2,8 miljard euro aan financiële middelen wordt toegevoegd aan de begrotingsdoelstellingen.
Als Open Vld zijn wij ervan overtuigd dat onze gezondheidszorg efficiënter kan worden georganiseerd. Internationale analyses, onder meer van het IMF, bevestigen dat er 20 tot 30% efficiëntiewinsten mogelijk zijn. Voor ons ligt de prioriteit dan ook duidelijk: werk maken van grondige, structurele hervormingen.
2. Ook ziekenfondsen moeten hun verantwoordelijkheid dragen
Daarnaast heb ik de aandacht gevestigd op het enorme vermogen dat de ziekenfondsen hebben opgebouwd: samen 6,1 miljard euro. Ze betalen daarop nauwelijks belastingen, beslissen binnen het RIZIV mee over terugbetalingen, en genieten als zorgverstrekker zelf van die terugbetalingen.
Vooruit zegt graag dat “iedereen zijn deel moet doen”. Dan stel ik eenvoudig: laat ook de ziekenfondsen hun deel doen. Het kan niet dat burgers wél hogere lasten krijgen en mutualiteiten ongemoeid worden gelaten.
3. Claw forward: wat is het en waarom gaat het nu fout?
De claw forward is een mechanisme dat bedoeld is om budgetoverschrijdingen in de uitgaven voor geneesmiddelen recht te trekken. Concreet: als het geneesmiddelenbudget meer stijgt dan voorzien, wordt de farmaceutische sector gevraagd een deel daarvan terug te betalen. Dat principe is verdedigbaar, omdat het helpt de ziekteverzekering betaalbaar te houden.
Maar wat de minister nu voorstelt, gaat veel verder.
De overheid wil de claw forward niet langer toepassen op netto-inkomsten, maar op bruto-inkomsten. Wat betekent dat?
- Netto-inkomsten = inkomsten van bedrijven na terugbetalingen aan het RIZIV.
- Bruto-inkomsten = inkomsten vóór die terugbetalingen.
De claw forward toepassen op bruto-inkomsten betekent dus dat bedrijven belast worden op bedragen die ze al hebben teruggegeven aan de overheid. Dat is niet logisch, niet eerlijk en economisch onverantwoord.
Als liberalen hebben ook wij maatregelen genomen om het geneesmiddelenbudget onder controle te houden, maar altijd op basis van netto-inkomsten — nooit op geld dat bedrijven reeds hebben teruggestort.
Met deze foutieve toepassing riskeer je de innovatie en investeringen in onze gezondheidssector af te remmen, precies op een moment dat we die hard nodig hebben.








